De dag dat de nonnen meer vis vingen dan de mannen
Op 12 juni 1973 trok een bont gezelschap van leerkrachten en zusters van het Francesco Paviljoen eropuit voor het jaarlijkse visdagje. Soms ging dat richting Oosterschelde, andere jaren naar Ligneuville in de Ardennen, waar de Amblève rustig door het groen slingert. Het recept bleef hetzelfde: goed humeur mee, hengels in de aanslag, en vooral geen illusies over kilo’s vis.
De “echte” vissers – Jos Van Eyck, René Van Parijs en Charel Mols – stonden er bij alsof er een kampioenschap op het spel stond. Frons op het voorhoofd, blik strak op de dobber… en dan kwam er een krab boven. “Beter dan niks!” riep iemand, en van achteraan de boot klonk het droog: “Awel, dat trekt op niks!” — waarna iedereen weer in een deuk lag.
Forellen, krabben en een krant op zee
De zusters deden vrolijk mee. Zuster Gabriëlla stond vooraan met haar vislijn, alsof ze zo uit een vissersdorp kwam. Zuster Fernanda droeg een blauwe schort die meer aan soep deed denken dan aan zee, en Zuster Gemma, Poldine en Pia stonden netjes in een rijtje te hengelen als een klein vissersgilde in habijt. Het was een zicht dat je vandaag niet meer verzint: nonnen die hun lijn uitgooien tussen mannen met pet, pijp of… een krant.
Wie niet hengelde, amuseerde zich minstens even goed. Charel Mols had meer oog voor de sfeer dan voor zijn dobber, en iemand las doodleuk de krant alsof hij in zijn zetel zat, met een tas koffie erbij. “Ge zult hier niks vangen zo, ge zijt precies op vakantie!” riep er iemand, en de hele boot lag weer in een deuk.
Van krab naar kampvuur
In Ligneuville ging het er helemaal anders aan toe. Geen zee, geen krabben, maar riviertjes waar de forellen bijna zelf op de kant sprongen. Die gingen rechtstreeks op het kampvuurtje, waar ze goudbruin werden gebakken. Niemand die vroeg wie ze had gevangen — ’t was gewoon pakken wat er op tafel stond. Een pint erbij, of een glaasje wijn… en dan nog eens, want ja, het was toch Sinksendag.
Op de terugweg zaten ze allemaal voldaan in de bus. Zusters in lange jassen met tassen vol spullen, leraren die nog een sigaret opstaken. Er werd geplaagd, gelachen, en van voor tot achter verhalen verteld. En als je vandaag die foto’s bekijkt, hoor je bijna weer dat geroep boven het gerammel van de hengels uit: “Awel, dat was er ene voor in de boekskes!”
Wie is wie?
René Van Parijs was zo’n leraar die streng kon kijken, maar waar je tegelijk graag bij in de klas zat. Op een visdag stond hij er altijd bij alsof het wereldkampioenschap was: dobber strak in de gaten, hoopvol op iets anders dan een krab.
Jos Van Eyck was de stille in het gezelschap. Hij zei niet veel, maar zat geduldig te vissen, alsof hij wist dat vroeg of laat toch die ene vis beet.
Charel Mols was de man van de kwinkslagen. Hij kon de hengel nog geen vijf minuten vasthouden zonder een grap te maken. Soms leek hij meer op de boot voor de leute dan voor de vis — al had hij er toch regelmatig eentje aan de haak.
En dan Zuster Gabriëlla: kordaat, geen schrik voor wat dan ook. Op deze foto’s staat ze pal vooraan met haar vislijn, tussen de mannen, alsof het de normaalste zaak van de wereld is.