Het archief van Jw. Mertens

Niemand lijkt het te beseffen, maar op 1 oktober 2019 zouden we een groot feest moeten organiseren. Op die dag zal onze school, of toch het gedeelte aan de Bovenrij, zijn honderdste verjaardag vieren. Dat ontdekten wij dankzij een bijzondere archiefdoos: de doos van juffrouw Sofie Mertens, stichtster van de school.

Want vergis je niet: de Zusters Franciscanessen hebben het Francesco Paviljoen niet opgericht, maar gekregen. Dat gebeurde in december 1937, toen juffrouw Mertens op 59-jarige leeftijd en op aanraden van haar dokter, haar functie als directrice neerlegde. Een jaar eerder was haar zus Leonie overleden en erfgenamen hadden de twee ongehuwde zussen niet.

Het ‘Vrij Leerwerkhuis voor Kanten’ werd uit respect omgedoopt tot ‘Beroepsschool Mertens’, of toch tenminste zolang juffrouw Sophie nog in leven was. In 1951 werd Zuster Poldine directrice en werd de naam ‘Beroepsschool voor Meisjes’ gebruikt. Uiteindelijk zou pas in 1964 de naam Francesco Paviljoen toegekend worden. Maar laat ons even terugkeren naar het prille begin en juffrouw Mertens zelf aan het woord laten.

Het handgeschreven schriftje van juffrouw Mertens blijkt, tachtig jaar later, nog in perfecte staat.

De stichting der Kant- en Beroepsschool door de Juffrouwen Sophie en Leonie Mertens te Herentals.

Het strekt me niet tot eer. Sinds twee jaar vragen de Eerw. Zusters Franciscanessen me, en vooral Zuster Philomena, econoom van ’t klooster, een relaas te schrijven over het ontstaan en de werking der Kant- en Beroepsschool. Vermits ik de enige ben die hierover volledige inlichtingen kan verstrekken, zet ik me eindelijk aan ’t werk op 21 april 1939. Van jongs af aan gaven we ons aan sociale werken van allerlei aard en tijdens de ‘Grote Wereldoorlog’ werd ik aangesteld als schatbewaarster van het Komiteit voor Hulp en Voeding, hier te Herentals.

Na de wapenstilstand belt een heer, Mr. Jozef Peeters, propagandist der sociale werken, en wonende te Turnhout. Of dit met opzet of toeval geschiedde weet ik niet, maar hij zei: “Juffrouwen, ge hebt u tijdens den oorlog zo verdienstelijk gemaakt. Wat gaat ge nu beginnen? Niets doen zal u voorzeker niet gaan. Begint met een kantschool op te richten, zodoende kunt u beletten dat vele meisjes in de fabriek uitkomen.” Een kantschool beginnen? ’t Was wel geen kleinigheid, vooral daar we van kantvervaardiging niets afwisten. Het gedacht was vooropgezet en ’t leefde met ons voort.

In die jaren was Z.E.H. De Smedt hier deken. Aan hem vertelden we ons wedervaren, die stookte nog wat meer om ons aan de gang te krijgen. Vermits Turnhout de bakermat is van de kanten die we zouden vervaardigen, trokken we samen, mijn zuster en ik, er op af. We deden al maar seffens een hoop aankopen en zagen tezelfdertijd uit naar een goede werkster om de stiel aan te leren.

Lang duurde het echter niet of we waren zowat op de hoogte om te kunnen beginnen. Marie Crols van Turnhout werd aangewezen als kennende het vak. We kwamen met haar akkoord, ook voor wat haar loon betrof. Eens dit klaar ging ik drie meisjes opzoeken om te beginnen. Dit was niet moeilijk, daar er nog niet gemakkelijk aan werk te geraken was en men zodoende zijn tijd niet doelloos hoefde door te brengen.

Een naai- en snijklasje in het pensionnaat van de Zusters Franciscanessen. Dit zou wel eens een foto kunnen zijn van de eerste leerlingen van de zussen Mertens.


Als werkplaats kozen we de zaal van het Meisjespatronaat. Gezien we beiden aan het Patronaat of Meisjeszondagsschool gehecht waren en de zaal tijdens werkdagen vrij was, vonden we dit best. Zuster Augusta, die haar klas nevens de zaal had, zorgde mee voor de tucht en Eerw. Heer Doms, onderpastoor der vrouwelijke werken, ging er regelmatig op bezoek. Wat betalen en werkgever betrof, dit viel in onze bevoegdheid. Vanzelf boden zich meisjes aan, zodat we algauw op een hoopje konden rekenen.

Alles ging uit van eigen initiatief, maar na korte tijd voelden we dat de lasten zwaar wogen en het geleverde werk was in den beginne echt knoeiwerk. Men zegde ons: “Ge gaat dat zo niet blijven volhouden. Wend u tot het Ministerie, zo bestaat er kans aangenomen en gesubsidieerd te worden.” Mijn zuster liet zich dit geen tweemaal zeggen, trok haar stoute schoenen aan en ging op weg naar Brussel, naar de Wetstraat. Het mag gezegd: daar genoot zij een gunstig onthaal en werd aanhoord. Men zou een opzienster zenden die de gang der zaken zou nagaan, en zien of er een beslissing kon getroffen worden.

Niet lang nadien meldde zich als opzienster juffrouw Michotte aan, die van den beginne ons werk genegen was en ons voorts steunde en bijstond met raad en daad. Na nazicht gaf zij ons nog enkele nuttige wenken. Het verslag zou te onzen voordele opgemaakt worden, maar we zagen ons genoodzaakt een gediplomeerde onderwijzeres uit de Kantnormaalschool van Brugge bij te nemen. Zij zelf zou voor een bevoegde zorgen. Wij konden er dan vrij over beschikken.

De gediplomeerde onderwijzeres voor Kanten zou zich meestal gelasten met techniek en tekeningen, de andere (niet gediplomeerde) eenvoudig voor het leren uitwerken. Marie Crols, hoger vernoemd, had een zwakke gezondheid en moest zelfs een heelkundige ingreep ondergaan. Zij zag zich verplicht ontslag te nemen.

In vervanging, namen we Marie Van den Broeck van Turnhout. Er kwam bericht dat onze aanvraag erkend was en we een begroting mochten inzenden. Nu waren we er bovenop. Vanaf 1 oktober 1919 waren we erkend als ‘Vrij Leerwerkhuis voor Kanten met huishoudelijke afdeling’ en genoten sindsdien toelagen van Staat, Provincie en Gemeente. Juffrouw Rachel Van Clooster van Antwerpen bood zich aan om aanvaard te worden, met aanbeveling van Jw. Michotte, en op 15 oktober 1920 trad ze in dienst.

Een half jaar nadien, neemt Marie Van den Broeck ontslag om begijntje te worden op het begijnhof alhier. In de plaats komt juffr. Anna Neefs en een weinig later nemen we juffrouw Louise Vaeyendries nog bij. Bij de daglessen, die gaan van 8u. tot 12u. en van 1 ½ u. tot 6 ½ u., worden avondlessen gevoegd voor kinderen die schoolplichtig zijn, van 4 ½ u. tot 6 ½ u. en den donderdagnamiddag van 1 ½ u. tot 6 ½ u. Bij deze leerlingen gelast zich juffr. Rachel insgelijks met het aanleren van techniek door tekening.

"Den 25ste januari 1921 werd het Leerwerkhuis voor Kanten ondergebracht naar Bovenrij nr. 28. Hier stonden we onze kamers af om dit werk onder te brengen, wel wetende dat het maar tijdelijk was. We dachten toen reeds aan bouwen en aan uitbreiden."


De eerste begrooting over 1919-1920 werd als volgt opgemaakt en goedgekeurd: juffrouw Sophie Mertens, bestuurster 2000 fr., juffrouw Rachel Van Clooster 4500 fr., juffrouw Anna Neefs 3000 fr., juffrouw Louise Vaeyendries 3000 fr. Het verveelde ons die werklokalen niet bij ons te hebben en in 1920 kochten we het huis van Mijnheer Grootjans alhier. Den 25ste januari 1921 werd het Leerwerkhuis voor Kanten ondergebracht naar Bovenrij nr. 24, nu nr. 28. Hier stonden we onze kamers af om dit werk onder te brengen, wel wetende dat het maar tijdelijk was. We dachten toen reeds aan bouwen en aan uitbreiden.

Hetzelfde personeel bleef behouden voor de schooljaren 1920-1921, 1921-1922, 1922-1923 en 1923-1924. Sindsdien was het aantal leerlingen voor dag- en avondschool gestegen, en zagen we ons genoodzaakt een onderwijzeres der Kantnormaalschool bij te nemen, namelijk Juffrouw Marie Vaeyendries, een zuster van Juffrouw Louise Vaeyendries. Deze kwam mee op de begroting voor 1924-1925.

Gedurende die jaren kwam juffrouw Michotte regelmatig ons werk inspecteren als afgevaardigde van de Staat, en mevrouw Posh, haar zuster, als afgevaardigde van de Provincie. Meermalen liet juffrouw Michotte horen bij dit werk een ander voor Naad te voegen. We sloegen er maar weinig acht op en gingen er niet verder op in. Het wilde nu dat juffrouw Michotte zou gevierd worden om haar 35-jarig ‘opzienster-zijn’. Een inschrijving werd ons en anderen gezonden en we zouden op postcheckrekening 100 fr. storten, ten dele om een banket dat haar zou aangeboden worden, ten dele om haar een geschenk aan te bieden. De dag werd bepaald. Het banket had plaats in Hôtel Suisse te Antwerpen en de feestelijkheden namen aanvang om vijf uur in de namiddag. Gezien mijn toestand van hardhorigheid ging mijn zuster in mijn plaats. Zij was er zelfs erg mee ingenomen. Onder meer werd er gezegd dat binnen een drietal weken juffrouw de opzienster een lunch zou aanbieden bij haar zuster, mevrouw Posh, opzienster der Provincie en wonende te Kipdorp in Antwerpen. De uitnodiging kwam en mijn zuster en er wederom naartoe. Ook dit begon om vijf uur in de namiddag.

Tot de aanwezigen, zei juffrouw Michotte: “Ik vind dit samenzijn zo gezellig en tevens leerrijk, we zouden dit meer moeten doen, zo elk jaar ergens naartoe en het nuttige zou bij het aangename moeten gevoegd worden. Om hiermee te beginnen kiezen we Herentals, daar komt men nooit van onpas, te meer daar de juffrouwen Mertens gaan bouwen. En eens dit klaar, moet het gevierd.” Leonie kwam uit de lucht gevallen, en kon niet anders dan zeggen dat ze er niets van wist en dat er niets van was. Juffrouw de opzienster antwoordde: “Ik ga u meer zeggen” en ze nam haar mee in de naastgelegen plaats waar Mevrouw Posh er ook bijkwam. Al de overigen liet ze in de steek. “De provincie,” zeiden ze, “heeft een som gestemd die zal toegekend worden aan zij die lokalen bouwen voor Technisch onderwijs. Zij geeft 30% op de te verbouwen som. Spoed u om u aan te melden. Zo staat ge zelf maar voor 70% meer in.” Met de nachttrein thuiskomend komt Leonie recht naar mijn kamer, zet zich op mijn bed en begint te vertellen. Zonder meer zeg ik: “Dat doen we. Ga morgen maar terug.” En ’t was al één uur ‘s morgens. Zij vond dat men daar eerst wel over mocht beraadslagen en zou zeker een dag langer wachten.

Z.E.H. De Smedt was sinds hier vervangen als Deken door Z.E.H. Raeymaekers. ’s Morgens kwam ik uit de kerk en ging bellen aan de dekenij. ‘k Moest vertellen. Na alles te hebben uiteengedaan, antwoordde meneer de deken: “Zo ge dit doet is het zeker de Voorzienigheid die u zendt, want de Socialisten staan gereed om iets voor Naad te beginnen.” Nu was er zeker geen houden meer aan. In den dag, en heel de dag, ging het over niets anders en er werd beslist dat Leonie dan maar naar de Provincie zou gaan om meer te vernemen.

Aan Mijnheer Jacobs deed ze haar doel uiteen. Deze zag aanstonds dat het gemeend was en er iets van komen zou voor Herentals. “Juffrouw,” zei hij, “de bepaalde som is reeds verbruikt door aanvragen, maar ik ga er u tussenschuiven en anderen laten wegvallen.” We moesten nu wel vooruit, er was niets meer aan te doen. Het Karmelitessenklooster was juist in opbouw. Eerwaarde Heer Willems, pastoor te Kampenhout, had er het plan van uitgewerkt en zag de werkzaamheden na. Z.E.Heer deken vroeg of hij dit voor ons ook wilde doen en hij nam aan. Het plan werd klaargemaakt en de onderschrijvingen - de ‘soumissies’ - werden uitgegeven.

Voor de Kantschool bleef voor het schooljaar 1925-1926 het personeel ongewijzigd. Voor de nieuwe bouw namen de werken aanvang in 1925.

De Bovenrij circa 1930, met links de omheining van het woonhuis waarin Sofie en Leonie Mertens hun kantschool begonnen. Op deze plaats stond vanaf de late jaren 60 de voorgevel van het latere Francesco Paviljoen.


Intusschen hadden er te Mechelen studiedagen plaats die gehouden werden in de Technische School, Melaan 2. Zoals gezegd had het bouwen aanvang genomen en Juffrouw Michotte was er fel mee ingenomen. Zij ook was op die studiedagen aanwezig en vroeg ons: “Juffrouwen, waar gaat ge nu volgend schooljaar mee beginnen, ofwel met een Beroepsschool, ofwel met een Vakschool?” We kenden niet eens het verschil tussen beide en vroegen om uitleg. “In een beroepsschool,” zegt ze, “werken de leerlingen voor hun eigen. ’t Is te zeggen, de school staat er niet voor in om werk aan te schaffen. In een vakschool daarentegen werkt men voor ateliers en winkels.”

Nog niets heb ik tot hiertoe gezegd van het gesukkel om onze kanten te verzetten. Men zei ons dat we te hoge lonen uitbetaalden aan de werksters, en het ergst van al, we zijn niet het minst commercieel aangelegd: liever alles opeenstapelen dan er een stap voor te verzetten. Naar onze mening moest alles hier afgehaald worden. Daarom antwoordde mijn zuster met volle overtuiging: “Reeds met zoveel kanten zitten en nu nog met een hemd moeten leuren? Een Beroepsschool en niets anders.”

Op die studiedagen waren er ook vier Zusters van het klooster der Franciscanessen alhier. Van verre hadden ze ons onderhoud gevolgd met de opzienster, en zagen ook dat het in vollen ernst ging. Het waren Zuster Ignace, Zuster Martha, Zuster Dymphna en Zuster Henriette, allen gehecht aan de Huishoudklassen voor avondlessen. Zodra wij bij hen kwamen, zeiden ze: “Ge had het toch zo druk met de Inspectrice, wat had ge toch aan de hand?” En we vertelden onze samenspraak. “Met beroepsonderwijs beginnen,” zeiden ze, “dat kunt ge niet. Er moeten daar lessen gegeven worden van Algemene Vakken en daarvoor moet ge gediplomeerd zijn.” En niettegenstaande alles, het mocht en zou gaan, want van Vakschool wilden we in de verste verte niet weten.

Een ander feit dat ik nog moet aanhalen. Wij waren met ons bouwen zowat op een meter hoogte. Er wordt gebeld en meneer de deken komt binnen met Monseigneur De Wachter. We verschrokken een weinig omdat men zich daar niet aan verwacht. “Juffrouwen,” zei Monseigneur, “ge moet niet verschieten. Ik kom eens zien wat ge aan ’t doen zijt. Mr. de deken spreekt over zo’n wondere dingen.” Wij gingen zien, legden plans voor en er werd uitleg gegeven. Ik zeg aan Monseigneur: “Monseigneur, als het gebouw af is willen we dat vieren, en komt gij het dan wijden?” Onmiddellijk werd dit aanbod aanvaard en na wat samenzijn namen we afscheid.

Een hele tijd nadien komt mr. de deken. Daags tevoren was hij naar Mechelen geweest. Monseigneur had hem gevraagd: “Hoe ver staat het gebouw der juffrouwen?” Mr. de deken kon niet anders dan zeggen: “Het is voltooid.” “Zijn de juffrouwen vergeten dat ik het zou komen wijden?” “En,” zegde meneer de deken, “het is een oude mens en hij houdt er fel aan, wat denkt ge?” Zonder dralen vooruit en Leonie naar Monseigneur om een dag te bepalen. Mr. de deken zou maatregelen treffen wat de geestelijke oefeningen betrof, wij voor het overige en het diner. Alles was om te zeggen klaar, weinige dagen bleven over en… Meneer de deken komt zeggen: “Als deken heb ik mijn verplaatsing gekregen voor Turnhout, met bevel hier te blijven tot de feesten achter den rug zijn. Dezelfde avond moet ik dan vertrekken.” Dat was een slag! Of we het voelden.

Circa 1926: het nieuwe schoolgebouw is voltooid. Negentien leerlingen poseren met hun bestuurster en leraressen in het hoekje van de speelplaats (Blok N, rechts de toiletten en verderop de poort aan de Nonnenstraat).

27 juni 1927: 'De dag brak aan', de nieuwe school krijgt haar wijding.

De dag brak aan: een hele stoet geestelijken kwam naar hier met aan het hoofd Monseigneur De Wachter, en de plechtigheid begon. Na de wijding werden de leerlingen samengebracht. Monseigneur hield een treffende toespraak en speldde ons het kruis Pro Ecclesia op. Aan het banket zaten 32 genodigden, met afgevaardigden van Staat en Provincie, en verder priesters. Onder het maal zei deken Raeymaekers (wat ik altijd goed onthouden heb, van al het overige kan ik me niets meer herinneren): “De juffrouwen Mertens hebben nu voor de schoollokalen gezorgd. Er moeten nog meubels bij kunnen. En door meubels versta ik niet banken, borden, kassen, enz. Dit alles is er reeds, maar leerlingen. Zijn die noodzakelijke meubels er niet, dan is een school niet leefbaar. Daarvoor moet al wie er iets kan voor doen helpen zorgen, en vooral de priesters hier tegenwoordig.” En in plaats van te helpen zorgen, hebben allen er zich, van het eerste ogenblik af tegen gekant.

Nu er sprake is van meubels - en ditmaal versta ik er wel door banken, borden, kassen, enz. - moet ik het volgende aanhalen: voor ons was het wederom een grote moeilijkheid te weten wat nodig is in een Beroepsschool en waar we er moesten voor zijn. Om raad naar de Provincie, naar mr. Jacobs, waar we het vroeger nog over hadden. “Ja, juffrouwen, het is voor u waarlijk een grote moeilijkheid, doch ik ga u hierin helpen. Wendt u, met mijne groeten, bij den directeur der Technische School, Melaan 2 te Mechelen, bij Z.E.H. De Nayer. Ik zelf zal schrijven en U aanbevelen. Zo zal hij U zeker helpen met raad.”

Samen vertrokken we naar Mechelen en waarlijk, we waren goed uitgekomen. Per auto reden we op gestelden datum naar enkele beroepsscholen en zagen algauw wat er te bestellen viel, en hoe we ons gingen installeren. Alles bestelden we om in de vakschool te laten vervaardigen. Per autocars bracht men de afgewerkte stukken en we kwamen er goedkoop af. Veel goedkoper dan ’t is gelijk waar men het had laten maken. Zo knoopten wij vriendschapsbetrekkingen aan die nog altijd blijven voortbestaan.

Reeds zoveel heb ik geschreven, en nog niet eens gewaagd over Mijnheer Vlaeminck, Directeur-Generaal aan het Technisch Onderwijs, en die ons nog allermeest genegen was. Telkens we beroep deden op hem was alles van stonde af klaar. Eindelijk stonden we nu zover dat we met een Beroepsschool konden beginnen. Er bleef nog te zorgen voor personeel: een onderwijzeres voor Confectie, een andere voor Algemeen Vakken, daarbij een voor Huishoudkunde met helpster. Godsdienstonderricht mocht zeker niet achterwege blijven en toevertrouwd worden aan een priester. Dit alles viel in de bevoegdheid van mr. Vlaeminck, om zo een begroeting in regel klaar te krijgen.

Hoe men dat nu weer aanlegt?

Mr. Vlaeminck gaf ons de raad: “Gaat naar Antwerpen, naar Sint Willebrordus. Daar vormt men goede onderwijzeressen.” Juffrouw Michotte daarentegen zei: “Ware ik in uwe plaats, ik ging naar de Brialmontlei. De bestuurster ervan is juffrouw Mertens, uw naamgenoot. Vermits ge leken zijt, zult ge zoveel makkelijker samenwerken!” Er viel niet meer te wachten en wij naar Antwerpen. De vraag was nog altijd: waar gaan we eerst heen? Bij het uitstappen van de trein wisten we het nog niet. We wisten heel goed waar St. Willebrordus was, maar we wisten niet waar de Brialmontlei gelegen was. “Willen we daar maar eerst naartoe en in den namiddag naar St. Willebrordus?” Zo gezegd, zo gegaan. Achter de Bestuurster gevraagd, ons kenbaar gemaakt en ons doel uiteengedaan. Heel goed werden we ontvangen en ze had een heel bevoegde onderwijzeres, pas haar examen afgelegd, en ze zou ons goed passen. De bestuurster vroeg of ze zich mocht aanmelden en wanneer. Een dag werd belegd. Onze taak was ten einde en we konden weg.

Ja maar, nu we op straat stonden voelden we aanstonds dat we naar St. Willebrordus niets konden gaan verrichten, vermits we ons woord gegeven hadden. We vonden best toe te zien tot later. De Juffrouw bood zich aan met diploma’s en getuigschriften, juffrouw Elisa Van Sprundel van Merksem, en we namen haar aan. Zodoende waren we ingegaan op het voorstel van Jw. Michotte en we hadden dit van Mr. Vlaeminck van de hand gewezen. Voor Algemene Vakken namen we Juffrouw Maria Heylen van Herentals, onze nicht, voorheen onderwijzeres aan het lager onderwijs te Tienen. Voor haar en haar familie bracht het een grote besparing mee om hier te kunnen geplaatst worden. Wat achterdocht voor ons: ging die zaak lukken, of wat ging er van komen? De Voorzienigheid heeft ons hierin van het begin tot het einde geleid, maar niet verzadigd met suikerbollen. Wel bittere pillen laten slikken. Zij heeft ons gebruikt als werktuigen, en overal doorheen gestuurd en geleid. Weinig of niets zal ik hier van teleurstellingen gewagen.

Lof en eer werden ons niet toegezwaaid, vernedering en miskenning hebben we gekend, en tranen heeft het ons gekost – ‘k mag er niet aan terugdenken. Over al die miseries wil ik dus niet uitweiden, ‘k blijf meest bij mijn verslag, dienende voor documentaties.

Nu voor Huishoudkunde gezorgd. In het ministerie zei men dat tegen ons een verslag was ingediend door Juffrouw Vanderhaeghen, opzienster aan het Huishoudelijk Onderwijs en komende van Herentals. Gelukkig hechtte men er geen geloof aan en bleef men ons genegen. In plaats van leken te nemen en alle moeilijkheden en ruzie te voorkomen, en niets anders beogende dan samen te werken voor hetzelfde doel, stelde ik aan de eerwaarde Zusters voor, zo ze ’t verlangden - in plaats van leken - Zusters te nemen. Dit werd aanvaard. Zuster Martha werd toegevoegd als onderwijzeres in de Huishoudkunde en Zuster Pascale als helpster voor Huishoudkunde.

Bleef nog Godsdienst over. Mr. de deken Raeymaekers zou het Godsdienstonderricht gegeven hebben, zo was reeds overeengekomen. Z.E. Heer De Winter werd als opvolger aangesteld en aanvaardde het om Godsdienstonderricht te geven. Alhoewel niet nodig, haalden we er nog door dat juffr. Maria Mertens van Oevel, gediplomeerd aan de Kantnormaalschool te Brugge, mede op de begroting kwam en in dienst trad.

Over het schooljaar 1926-1927 liep dus de begroting met Kant- en Beroepsschool samen, als volgt: juffrouw Sophie Mertens (bestuurster), Zeer Eerw. Heer De Winter (Godsdienst), juffrouw Elisa Van Sprundel (Confectie), juffrouw Maria Heylen (Alg. Vakken), mevrouw Maria De Jongh (Zr. Martha) (Huishoudkunde), mevrouw Augusta De Cloedt (Zr. Pascale) (helpster), juffrouwen Rachel Van Clooster, Marie Vaeyendries, Maria Mertens, Anna Neefs en Louise Vaeyendries (Kanten). Het schooljaar begonnen met een 1e en 2de studiejaar. Ingeschreven leerlingen 32, geëindigd met 15 leerlingen. Niet erg aanmoedigend, er valt te werken.

Vijfentwintig leerlingen poseren op de speelplaats met hun leraar Godsdienst. Op de achtergrond nog een onbelemmerd zicht op het kasteeltje.


Onze onderwijzeres voor confectie was zeer ijverig voor wat haar werk betrof. Ook was ze volledig op de hoogte van haar vak. Van den anderen kant was ze niet erg aangenaam. Zij stelde zich soms aan als bestuurster zelf, wat wel wat te verschonen was. Zij ondervond maar al te wel dat ik niets kende van dit werk en het voorgelegde programma. Zelf moest ik me er in opwerken, wat ten andere wel komen zou.

Gestuurd en aangemoedigd door anderen, mocht Herentals geen beroepsschool krijgen. We zouden ons moeten bepalen bij een vakschool. Maar dan had ze, en hadden ze, zonder den waard gerekend. Vandaar stoten en botsen, toch hield ik de bovenhand. Zonder veel woorden, maar door krachtdadig verzet. Van Mr. Vlaeminck moesten we horen: “Ge hebt naar mijn raad niet willen luisteren, ge moet nu maar voelen.” En we hebben het gevoeld en kregen loon naar werken.

We trekken nu een jaarke verder: 1927-1928. Voor de Kantschool kwam er geen verandering van personeel, en we wisten dat we er te veel hadden, maar het ging ongemerkt voorbij. Onder de leerlingen kwam er ook afval. Ze voelden dat in den stiel geen toekomst of vooruitzicht was en werden ook gewaar dat wij moeilijk kanten konden leveren. Hier maakten we een bange en onrustwekkende tijd door. Hoelang we reeds in gang waren, kan ik niet juist zeggen, maar het is wel te vinden. Zoveel viel er te betalen en nog altijd kwamen nieuwe rekeningen binnen; de lasten drukten geweldig.

Wat ons hiertoe nog niet overkomen was: dat de gelden van Staat en Provincie achterwege bleven, ten minste voor een groot deel. En vroeger liepen de stortingen zo vlot van stapel. Geschreven, aan opzienster gezegd, met Mr. de Directeur-Generaal er over gesproken... Het ene hielp zo min als het andere. Het personeel moest betaald. Vanwaar moest het komen, tenzij uit onzen zak. Aan een goedgekeurde begroting was er niet te geraken. Wij kregen argwaan en vernamen eindelijk wat men ons zolang mogelijk verzwegen had: dat we niet aangenomen waren. De papieren waren niet getekend en gewettigd. Aan wie lag de fout? En wat nu gedaan? Onze toevlucht was altijd Monseigneur De Wachter.

“Wat! Niet aangenomen? En de feestelijkheden hebben plaats gehad! En de school is begonnen!” Monseigneur zond ons naar Z.E. Kan. Verpoorten en hij zelf schreef hem onmiddellijk. “Die moet het er doorhalen,” zei hij. “Die staat er voor.” De voetstappen, het geloop en daarbij het geschrijf dat dit heeft meegebracht, weet men maar best als men het zelf heeft meegemaakt. Wat slapeloze nachten heeft het ons gekost, en wat onrust! Voor het personeel hielden we het zoveel mogelijk verborgen en betaalden op de ingezonden begroting. Onmogelijk het te kunnen blijven volhouden!

En hier komt er de Voorzienigheid nog eens zichtbaar tusschen.

Mijnheer Wauters, socialistische Minister, had de dienst van het Technisch Onderwijs in handen, en was in verlof naar Canada. Minister Huysmans, thans burgemeester te Antwerpen, deed het interim. Hoe dikwijls Z.E.H. Kan. Verpoorten zich voor onze zaak aangeboden heeft op het ministerie en onze zaak bepleitte weet ik niet, maar altijd luidden zijn brieven: nu niet lang meer, lang zal het niet meer duren, nog enkele dagen... Maar onze zaak bleef hangen en vorderde niet het minst. Een pennentrek en de zaak was klaar, maar een handteken was er niet te bekomen.

En zo vorderde en verliep er weer een tijd, totdat ten einde raad Leonie nogmaals naar Brussel trok naar Z.E.H. Kan. Verpoorten. Ditmaal moest ze weten, zwart op wit, wat er van was, of ze ging persoonlijk naar de Minister. “Juffrouw,” zei Kan. Verpoorten, “ik zou het niet mogen zeggen, maar beloof me te zwijgen. Seffens hebben we hier een vergadering. Waarschijnlijk zal het Ministerie vallen en we zullen trachten Mijnheer Heyman, katholiek, in de plaats te brengen van Minister Wauters. Kom tegen halfvier terug, om te horen wat er van is.” Om halfvier ging Leonie terug. Het Ministerie was gevallen en meneer Heyman zou hem vervangen. Dus wel mede voor ons, zoals ge ziet, en we waren gered. Later vertelde Mr. Vlaeminck: “De Socialisten zeiden, we hebben niets tegen de Juffrouwen Mertens, wel integendeel. Zo kunnen ze dat niet blijven volhouden. Willen ze het onderwijs officieel inrichten, dan zullen ze bekomen wat ze verlangen.”

"Alvorens af te treden tekende Minister (Camille) Huysmans de papieren en liet het dus niet over aan Minister Heyman."


En ’t schoonst van al, alvorens af te treden tekende Minister Huysmans de papieren en liet het dus niet over aan Minister Heyman. Voor de Kantschool werd Juffrouw Maria Mertens gebracht, in plaats van den vollen dag, enkel op avondlessen: we konden het niet langer houden.

Aan de Beroepsschool moest een 3de studiejaar gevoegd. Met meneer Vlaeminck overlegd en we kregen een onderwijzeres bij voor Confectie en een voor Algemene Vakken. Vermits we met de Brialmontlei begonnen waren, wat konden we doen dan er terug heen. Ditmaal zou Juffrouw Bestuurster ons een heel voorname juffrouw aan de hand doen. Een tweede maal komt zich een onderwijzeres aanbieden: juffrouw Angèle Goovaerts van Antwerpen. Voor Algemene Vakken namen we Juffrouw Maria Van Den Bosch, dochter van de Gemeentesecretaris alhier.

Wat het werk betrof betekende juffrouw Goovaerts niets. Daarbij werd ze tijdens het schooljaar ziek en ‘k vond het best dat ze niet meer weerkwam. ’t Mocht zijn wat het wilde, maar de school voor alles. Dan zie ik naar niets of niemand. Hierover was Juffrouw Bestuurster van Antwerpen gestoord. Het kon niet anders: de schuld lag aan mij en aan mij alleen. Wat doet ze? Volgend schooljaar plaatst zij ze bij Juffrouw Pauly, Bestuurster der Vakschool te Merksem. Einde schooljaar had deze er ook genoeg van en mocht ze voor een tweede maal een school verlaten. Nog niet ten volle overtuigd neemt Jw. Bestuurster ze in haar eigen school op. Daar was het wederom hetzelfde en eindelijk gaf zij ze de raad het onderwijs te verlaten. Het is allemaal rap gezegd en geschreven, maar men moet dat alles doormaken. Zulk geval heeft een verloop van drie jaar. En wie is tussenin altijd de onmogelijke?

In het 3de studiejaar leggen de leerlingen der beroepsscholen een examen af, over Huishoudkunde en Algemene Vakken. In eigen school mochten we geen jury samenstellen, en dus gingen we met onze leerlingen naar de Brialmontlei voor Alg. Vakken, op 11 en 12 Mei 1928. Uitslag: Onderscheiding 2, voldoening 2, mislukking 1. Voor Huishoudkunde op 5, 6 en 7 juni 1928: onderscheiding 1, voldoening 3. Het schooljaar begon met 50 lln. en we zijn geëindigd met 41 leerlingen.

1928-1929

De Kantschool brokkelt af. Met de opzienster wordt beslist Juffrouw Marie Vaeyendries ontslag te doen nemen en Juffrouw Louise Vaeyendries op de avondlessen te brengen. Na twee jaar bestaan was ik op de hoogte om niet zoals voorheen te moeten toezien, maar zelf richting te kunnen geven. Verkeerde opvattingen waren er veel, waar diende tegen ingewerkt, maar de tijd was niet aangebroken. Het beroepsonderwijs heeft zijn programma en gaat over Huishoudkunde, Algemene Vakken en Naad, waaronder tekenen. Gedurig kwamen er leerlingen naar mijn bureel: “Juffrouw Bestuurster, moeder zegt dat ik geen Algemeen Vakken mag volgen, anders mag ik niet meer komen.” Anderen mochten geen tekenen volgen, daar konden ze niets mee doen. Nog anderen mochten zelfs geen Huishoudkunde volgen. Moeder zou hun dat wel leren. In het algemeen kwamen ze maar enkel voor den Naad.

Wat bleef er dan over van het te volgen programma? Zeer Eerw. Heer de deken kon gezien zijn ambtsbezigheden niet regelmatig zijn lessen geven. Daarbij ging het reeds over verschillende studiejaren. Hiervoor duidde hij zijn drie onderpastoors aan: E.H. Van Baelen, E.H. Dom en E.H. Segers. Op dezelfde dag en uur gaven ze onderricht, elk in een aangeduid studiejaar. Het programma gaat in het 1e studiejaar over Geloofsleer, in het 2e over Genadeleer, het 3e over Sacramentenleer, het 4e volgens behoefte en naar vrije keuze.

Juffrouw Goovaerts moest vervangen worden en ditmaal gingen we naar St. Willebrordus. De zusters van St. Willebrordus zijn Annunciaden van het klooster van Huldenberg. Hier in de omliggende gemeenten hebben zij scholen voor lager onderwijs en waren tegen ons en onze school gekant. Wij dachten hiermede te winnen, maar nooit hebben we er het minst van gehad, wel integendeel. Juffrouw Mariette Van De Mosselaer van Antwerpen wordt ons gezonden en we namen ze in dienst.

Juffrouw Michotte zei in de loop van ’t jaar: “Zou u niet beginnen met linnenwerksters te vormen, evenals Confectioneuses. Dit gaat over dezelfden termijn van vier studiejaren. Hiervoor kan ik U een bevoegde onderwijzeres aanwijzen.”

Personeel hadden we zeker genoeg, maar de zoektocht was en bleef leerlingen, leerlingen. De oorzaak: tegenkanting en afkeuring langs alle kanten. Juffrouw Julia Noé van Antwerpen bood zich aan met aanbeveling van Juffrouw Michotte. Tot hiertoe gaf zij lessen te Brugge en te Oostende in beroepsscholen. We namen ze aan en begonnen met dit nieuwe vak. Voor Algemene Vakken kwam Juffrouw Paula Moorkens van Herentals, regentes, zich aanbieden. Voorheen was ze geplaatst in de Normaalschool te Diest. We namen haar aan, maar op het Ministerie protesteerde men. We brachten ze op de begroting en haalden ze er mee door. We brachten in: er is vermindering van uitbetaling wegens afval der Kantschool. Voor te weinig leerlingen moesten ze door de vingers zien daar tot hiertoe in de streek het beroepsonderwijs nog ongekend en ongewaardeerd was. Met geduld zou dit wel komen.

Einde schooljaar, wederom naar de eindexamens. Voor Huishoudkunde naar de Brialmontlei. Uitslag: voldoening 3. Voor Algemene Vakken naar St. Willebrordus: voldoening 2, mislukking 3.

Met de leerlingen van het 4e studiejaar moesten we ook ergens naartoe. Met drie leerlingen die het Normaalonderwijs zouden voortzetten, sloten we aan bij de Beroepsschool in De Bomstraat, Antwerpen.

Uitslag: grote onderscheiding 1, onderscheiding 2.

Met drie andere leerlingen bij de Vakschool te Steenenbrug, Borgerhout. Uitslag: grote onderscheiding 2, onderscheiding 1. Prachtig gewerkt voor den Naad. Het schooljaar waren we begonnen met 73 leerlingen, om te eindigen met 56 leerlingen.

1929-1930

Geen wijziging van personeel voor de Kantschool, maar zeker geen gunstige vooruitzichten. Voor de Beroepsschool: juffrouw Elisa Van Sprundel heeft ontslag genomen om in ’t klooster te treden te Berlaer. In vervanging komt juffrouw Jozefina Hendrickx van Kalmthout, na haar studiën te hebben gedaan in St. Willebrordus. Juffrouw Hendrickx komt als opvolgster in het 4e studiejaar en neemt de plaats in van juffrouw Van Sprundel. Er werd haar opdracht gegeven drie leerlingen voor te bereiden op hun Normaalstudiën voor beroepsonderwijzeres. De stage hiervoor neemt twee jaar in beslag, tegenwoordig drie jaar.

Weinig aanmoedigend dit jaar, menschelijkerwijze gesproken: hopeloos te kunnen blijven voortbestaan, zowel van den kant der Beroeps- als van de Kantschool. Een priester, pastoor Tessens zaliger, zei ons: “Uwe inzichten zijn goed en zuiver, een werk dat strijd lijdt wordt gezegend, maar wie zal de lauweren plukken?” Gansch het jaar geen weelde gekend, doch altijd gehoopt op betere tijden.

Eindexamens Huishoudkunde aan de Brialmontlei: onderscheiding 1, voldoening 3. Algemene Vakken aan St. Willebrordus: voldoening 3. Het schooljaar begonnen met 48 lln., geëindigd met 46 lln.

1930-1931

Het kan niet blijven duren, er moet verandering komen op heel de lijn. De kantschool behoudt haar personeel, maar langer dan dit jaar kan ze het niet meer uithouden. Ook voor ons kan het niet blijven duren, de stock kanten vermeerdert gedurig en de lasten der beroepsschool alleen wegen zwaar genoeg.

Over de Beroepsschool: voor godsdienstlessen werd geen programma gevolgd, vandaar konden we in de examens voor Algemene Vakken niet vooruit en voor de onderwijzeressen is het weinig bemoedigend. ‘k Spreek er over met meneer de deken. Die antwoordde: “Neem dan een anderen.” Naar Mechelen, naar Monseigneur De Wachter, die me den raad gaf aan Z.E. Pater Guardiaan (Pater Ignatius) te vragen of hij iemand te onzen dienste kon stellen. Deze gaf ons Mijnheer Hendrik Seynaeve (Pater Simeon) die dan in dienst trad. Een loopwedstrijd werd onder het personeel ingericht: er moesten leerlingen komen en we wonnen er bij.

Eindexamen: Huishoudkunde, Brialmontlei: onderscheiding 2, voldoening 3, mislukking 3. Algemene Vakken, St. Willebrordus: voldoening 3. Juffrouw Noé had een leerling voorbereid voor linnennaad (4e studiejaar). Haar examen legde ze af met grote onderscheiding in St. Willebrordus. In de Vakschool, Steenenbrug te Borgerhout: voldoening 2. Juffrouw Hendrickx had er 3 voorbereid voor Beroepsregentes. Hun examen legden ze af in de Beroepsschool St. Willebrordus. Van de twaalf leerlingen, waaronder er van genoemde school zelf, van Kontich, van de Cuylitsstraat te Antwerpen en van Herentals, behaalden we de eerste plaats met groote onderscheiding, de twee andere met onderscheiding.

En toch zouden we niet voortgaan met onderwijzeressen vormen. De kwestie voor ons was: hoe en waar ze plaatsen, daar in grote steden zoveel beroepsscholen zijn. Wij vonden best dat dezen die verlangden hun Normaalstudiën voort te zetten, hiervoor zelf een Normaalschool konden kiezen. Juffrouw Van Grieken van Herentals zouden we volgend jaar bij ons trachten te houden, de twee anderen moeten zelf hun weg zoeken.

Het schooljaar begonnen met 77 leerlingen, geëindigd met 62 leerlingen.

1931-1932

De Kantschool stortte als een kaartenhuisje ineen en voor ons was dat een ware verlichting. Het gaat maar zo eenvoudig niet het personeel de deur te wijzen en te zeggen: “Ge hebt hier gedaan.”

Voor juffrouw Maria Mertens en juffrouw Louise Vaeyendries trokken we het ons niet aan, vermits ze enkel voor avondlessen stonden. Het gevoel was anders voor de twee overigen. Juffrouw Rachel kwam me vinden en vragen of er geen kans bestond om in de Beroepsschool opgenomen te worden. Dat was wel een gedacht, te meer daar ze zeer bedreven is in fijnen naad. Met Juffrouw Michotte beraadslaagd en we vonden dat het er moest doorgehaald worden, als helpster voor Linnennaad.

Met juffrouw Anne Neefs ging het minder gemakkelijk. Waar daar mee heen? ’t Was daags voor de tentoonstelling. Eerwaarde Pater Valeriaan komt binnen, zeggende: “Morgen moet ik weg. Zo kan ik niet naar de tentoonstelling komen. Is er nu misschien al iets te zien?” Wij beginnen maar seffens over ons geval, waar we vol van waren. “Wel,” zegt hij, “ik weet niet of het lukken zal, maar in ons Capucijnenklooster te Antwerpen is men bezig met bouwen voor den Missienaaikrans. Men spreekt daar van een concierge te nemen, maar ik weet niet of ze gesteld zijn. Wend u tot Z.E. Pater Provinciaal en vraagt inlichtingen. Zo zou er misschien een oplossing komen. En,” voegt hij er aan toe, “moest dit lukken, dan is het de Voorzienigheid die me juist nu naar hier zendt.”

Leonie naar Antwerpen en kwam in gesprek met E.P. Leonard, procurator der Missiën, in de wereld met meneer Jozef Van Doninck van Herentals en ’t zou gaan. Heel geheim moest het nog gehouden worden, want het gebouw was verre van af en ’t zou wel Kerstmis worden aleer ze er haar intrek kon nemen. Tot hiertoe is zij er nog altijd én content en tevreden.

3 juni 1932: personeelsfoto's in de tuin

3 juni 1932: personeelsfoto's in de tuin

Nu naar het Ministerie. Dat we juffrouw Rachel zouden behouden, werd toegestaan. Juffrouw Van Grieken, dat moest men nu toch ook toestaan. Wij kregen ze, op voorwaarde dat we leerlingen genoeg hadden. Er moest nu nog meer gewerkt. Denkt ge dat we nu voldaan waren? Bijlange niet. Zo gaarne zouden we een cursus inrichten voor Mode (hoeden vervaardigen) met een beroepsonderwijzeres van ’t vak, slechts één dag per week. Konden ze anders dan toegeven? Het werd toegestaan. Daarvoor naar St. Willebrordus en we namen juffrouw Yvonne Geens van Antwerpen. Juffrouw Van Den Bosch neemt ontslag om in het huwelijk te treden en wordt vervangen door Juffr. Yvonne Van Leeuwen van Herentals.

3 juni 1932: personeelsfoto's in de tuin

Ge ziet dat we nog altijd aan opbouwend werk doen. Het moet altijd maar vooruit. Het onderwijs van Algemene Vakken was gespecialiseerd, zodoende kon men zich in zijn vakken opwerken en voor de leerlingen was het een groot voordeel. Examens Huishoudkunde, Brialmontlei: grote onderscheiding 1, onderscheiding 7. Een aanwinst, men komt op dreef.

3 juni 1932: personeelsfoto's in de tuin

Algemene Vakken, St. Willebrordus: grote onderscheiding 1, onderscheiding 1, voldoening 1. We beginnen de zaken te begrijpen, er komt beternis. Maar drie leerlingen op de elf die het examen van Algemene Vakken afleggen, ’t is te weinig. Er zou krachtdadig moeten doorgedreven worden. ‘k Durf nog niet. ‘k Vind de tijd nog niet aangebroken.

Confectie en Linnennaad, St. Willebrordus: onderscheiding 3. Vakexamen, St. Paulusplaats te Antwerpen: onderscheiding 2, voldoening 1. Het rondlopen van de ene school naar de andere begint te vervelen, en dan de moeilijkheden en kosten van verplaatsing.

1932-1933

Het onderwijs geraakt gekeurd en gewaardeerd door dezen die het volgden. Anderen beginnen er iets voor te voelen. Niemand is profeet in eigen land en steun hebben we van niemand gekend en genoten. In Ministerie en Provincie stonden we allerbest aangeschreven en de rapporten luidden aanmoedigend. Voor het schooljaar geen verandering of wijziging in het personeel. Een blijde boodschap die ons te beurt valt: voor Huishoudkunde en Confectie ontvangen we toelating zelf een jury samen te stellen en in eigen school te werken. Een grote aanwinst en een beste propagandamiddel. Voor Algemeen Vakken zien we ons nog verplicht naar St. Willebrordus te moeten.

Gezorgd voor samenstelling der jury’s. Voor Huishoudkunde:

Voorzitster: Juffrouw Leonie Mertens, zonder beroep. Rijksafgevaardigde: Mevrouw Vanderwallen Felies, opzienster. Provincieafgevaardigde: Juffrouw De Ruyter, opzienster. Leden: Juffrouw Ronse, opzienster. Mevrouw De Villé, bestuurster der Huishoudklassen te Herentals. Schrijfster: Juffrouw S. Mertens, Bestuurster Beroepsschool Herentals. Van ambtswege is de Bestuurster der school schrijfster van al de examens die worden afgenomen. Uitslag: grote onderscheiding 8, onderscheiding 7, mislukking 1.

Samenstelling der Jury’s voor Confectie en Linnennaad:

Voorzitster: Juffrouw Leonie Mertens. Rijksafgevaardigde: Juffrouw De Cock, opzienster. Provincieafgevaardigde: Juffrouw De Ruyter, opzienster. Leden: Juffrouw Michotte, Eere-opzienster, juffrouw Van Beringhen, bestuurster der vakschool, Borgerhout. Schrijfster: Juffrouw S. Mertens, bestuurster. Uitslag: groote onderscheiding 5, onderscheiding 3.

Algemeen Vakken, St. Willebrordus. Uitslag: onderscheiding 2, voldoening 1. Het schooljaar begonnen met 111 lln., geëindigd met 91 leerlingen.

1933-1934

Geen verandering van personeel.

Lang heb ik er naar getracht het programma zonder uitzondering verplichtend te maken voor iedereen en in zijn geheel. Ik durfde het niet aan vooraleer vastheid te bespeuren was. Nu is de tijd gekomen en er krachtdadig doorheen. Volgend reglement zal worden toegepast: “De leerlingen moeten in het 3e studiejaar verplichtend aan de examens van Huishoudkunde en Algemene Vakken deelnemen. Dezen die weigeren of een gezochte reden inbrengen, mogen volgend schooljaar geen examen van Confectie afleggen. Leerlingen die in hun examen mislukken maar hun goeden wil toonden, worden toegelaten voor het examen van volgend studiejaar.”

Die toelating is nodig, daar er altijd leerlingen zullen zijn die, vooral voor Algemeen Vakken, niet kunnen slagen. Alle examens mogen nu, met toelating van het Ministerie, in eigen school worden afgenomen, daar het aantal ingeschreven leerlingen voldoet.

Jury voor Huishoudkunde: juffrouw Ronse, opzienster, wordt vervangen door juffrouw Jonghmans, bestuurster der Huishoudklassen te Mol. Uitslag: groote onderscheiding 1, onderscheiding 6, voldoening 5.

Jury voor Confectie en Linnennaad: juffrouw Van Beringhen wordt vervangen door mevrouw Posh, gewezen opzienster.

Uitslag: groote onderscheiding 2, onderscheiding 7.

Jury voor Algemene Vakken: Voorzitster juffrouw Leonie Mertens. Rijksafgevaardigde: Juffrouw Seeuws, opzienster. Leden: Z.E.H. DE Berraly, dierzaam opziener. Mijnheer Kempenaers, opziener a/h lager onderwijs. Mijnheer De Haes, bestuurder Jongensweeshuis Herentals. Schrijfster: Juffrouw S. Mertens, bestuurster. Uitslag: grootste onderscheiding 1, grote onderscheiding 1, onderscheiding 2, voldoening 6, mislukking 2.

Het schooljaar begonnen met 143 lln., geëindigd met 132 lln. Volgend jaar houdt men op met linnenwerksters te vormen. Bij sommigen valt het niet in den smaak.

Een foto, genomen ergens tussen 1932 en 1936: zusters Timothee, Pascale en Martha flankeren vooraan juffrouw Mertens. Achteraan de juffrouwen Van Grieken, Heylen, Moorkens, Vanleeuwen en Vandenhout.

Leonie (links) en Sophie Mertens (rechts) in de tuin tussen hun woonhuis en het schoolgebouw, later de 'grote speelplaats’.

1934-1935

Zelfde personeel blijft behouden. Een groot aantal leerlingen is ingeschreven, doch het verplichtend maken der examens brengt zoals te voorzien was, afval. Volgend jaar voelen we het zeker nog, doch niet wijken en voor niets terugschrikken of toegeven. Een nieuw en belangrijk feit komt te berde: bij toeval komt mijne zuster bij Z.E.H. Raeymaekers, deken te Turnhout. “Leonie,” zei hij, “wat gaat ge na uwen dood doen met uw eigendom en school? Ge moet dit aan de Zusters overlaten. Doet ge het niet, dan zal er nog meer onenigheid bestaan, en ware het zelfs beter dat ge nooit gebouwd of een school opgericht had.”

Juist was mijn kozijn, E.P. Jozef Mertens, missionaris in China, in verlof om zijn tiende jaar te komen doen. Aan hem vertelden we dit geval. Er werd op nagedacht, beraadslaagd, en we vonden dat dit de beste oplossing was. Bij notariële akte werd opgemaakt dat na onze dood heel onze eigendom zou overgaan naar het klooster der Eerwaarde Zusters Franciscanessen, alhier. Na het ontslagnemen der bestuurster zal het bestuur der Beroepsschool overgaan in handen der Eerwaarde Zusters. Al het materiaal zou hun worden afgestaan, mits een maandelijkse uitkering van 3000 fr. zolang een van beiden in leven zijn.

Aan de schoollokalen was een klein bureel gebouwd voor de bestuurster. Dit werd afgebroken. In de plaats kwam een nieuw bureel met veranda en daarboven een nieuwe klas. Om de vooruitgang der school te laten volgen, blijf ik voortgaan met de samenstelling en einduitslagen der examens en het aantal leerlingen bekend te maken. De vooruitgang is nu te wijten aan den steun der Eerw. Zusters Franciscanessen, die van nu af zelfs pensionnaires zenden die aanleg voelen voor beroepsonderricht.

Jury voor Huishoudkunde: zelfde als vorig jaar. Uitslag: grootste onderscheiding 1, grote onderscheiding 10, onderscheiding 5, voldoening 6.

Jury voor Algemeen Vakken: zelfde als vorig jaar. Uitslag: grootste onderscheiding 4, grote onderscheiding 6, onderscheiding 1.

Hier een bewijs: 22 leerlingen leggen hun examen af voor Huishoudkunde, en slechts 11 voor Algemene Vakken. Het reglement wordt toegepast: ofwel thuis blijven, ofwel volgend jaar het examen van Alg. Vakken met dat van het 4e jaar Confectie afleggen, ofwel aan geen examen mogen deelnemen. Het 4e studiejaar Confectie gaat helemaal op in leerlingen voor te bereiden voor hun examen. Zij worden geoefend en gedrild, en veel tijd wordt besteed aan draperen, techniek, uitwerking van modeltekenen, enz. Vandaar zijn ze voor wat aangaat hun praktijk niet vlug genoeg. Dit werd voorzien door toevoeging van een 5e studiejaar Volmakingscursus voor deze die geen Normaalstudiën doen. De onderwijzers van het 4e studiejaar gelasten zich hiermede. Het vergt geen nieuw personeel.

Jury Confectie en Linnenwerk: Voorzitster: Juffrouw Leonie Mertens. Rijksafgevaardigde: juffrouw De Cock, opzienster. Provincieafgevaardigde: Juffrouw De Ruyter, opzienster. Leden: Mevrouw Antoine, Hoofd van Confectiehuis te Antwerpen. Schrijfster: Juffrouw S. Mertens, bestuurster. Uitslag: grote onderscheiding 8. Mevrouw Antoine kon niet genoeg haar verwondering uitdrukken over deze uitslag. “Langs alle kanten heb ik gezocht,” zegt ze, “om maar minder punten te kunnen geven. De school,” voegde ze er aan toe, “werkt op tegen de grote scholen van de stad.” De opziensters bekenden hetzelfde en Mr. Vlaeminck verklaarde in een aanspraak tot de leerlingen dit: “Eén der beste van het land.” Het personeel is zo ijverig en de leerlingen zo werkzaam. De school streeft naar volle bloei.

Ingeschreven leerlingen 146, geëindigd met 124. Er is afval, maar de misbruiken worden er door uitgeroeid.

1935-1936

Wederom geen verandering van personeel. Op 6 maart 1936 werd de notariële akte van de overgave van onze eigendom na onze dood, getekend door belanghebbenden. Op 8 september 1936, een half jaar nadien, sterft mijn zuster. O.L. Heer beschikte er zo over.

Een cruciaal document: de notariële akte waarin de zusters Mertens de school wegschenken aan de zusters Franciscanessen.

Alles gaat regelmatig. Toch voelen we nog het verplichtend maken der examens. De leerlingen willen achteruit. Ze hebben er schrik van.

Jury Huishoudkunde: onveranderd. Uitslag: grootste onderscheiding 3, grote onderscheiding 5, onderscheiding 4, voldoening 8. Jury voor Algemeen Vakken: dezelfde. Uitslag: grootste onderscheiding 8, grote onderscheiding 6, voldoening 3. De uitslagen zijn schitterend, goed voor de toekomst. Gezien haar hoge ouderdom kan mevrouw Antoine geen deel meer uitmaken der jury en wordt ze vervangen door Mevrouw Bileke-Croes van Hoogstraten.Voor het overige dezelfde leden. Uitslag: grootste onderscheiding 1, grote onderscheiding 6, onderscheiding 5, voldoening 2. Ingeschreven leerlingen: 146, geëindigd met 124.

20 juni 1936: al enkele jaren kan Sofie Mertens (vooraan midden) rekenen op een vaste kern leerkrachten. Haar zus Leonie ontbreekt op deze foto. Zij zou korte tijd later overlijden. Vooraan: Paula Moorkens, Zuster Pascale, Pater Simeon, Sofie Mertens, Zuster Martha en Marie Heylen. Op de achterste rij: Mariette Van de Mosselaar, Jozefina Hendrickx, Rachel Van Clooster, Julia Noé, Jeanne Van Grieken en Yvonne Van Leeuwen.

Einde van het schooljaar 1935-'36. De leerlingen poseren samen met het lerarenkorps (rechts) voor de ingang van het schoolgebouw.

20 juni 1936: het schoolgebouw dat de zusters Mertens in hun achtertuin lieten bouwen. We herkennen duidelijk nog de latere N-blok.

8 september 1936: Leonie Mertens overlijdt, amper een half jaar na het ondertekenen van de akte.

1936-1937

Geen verandering van personeel. Dit jaar mag aangetekend worden als zijnde het jaar dat de school op gewenst peil staat en de misbruiken te keer zijn gegaan. Het aantal deelnemenden aan de examens zal het aantonen.

De dokter komt, zeggende: “Gezien uw ziekelijke toestand is het wenschelijk u zoohaast mogelijk uit de werking terug te trekken en ontslag te nemen.” Tot zover ben ik gegaan, om het nu in andere handen over te laten. Ons werken is een strijden geweest, onze taak is volbracht. Om moeilijkheden te voorkomen met Ministerie en begroting werk ik voort zoveel het gaat tot december 1937. In vervanging mijner afgestorven zuster, komt als voorzitster der examencommissie Mevrouw Roëll, bestuurster der Middelbare School te Herentals.

Jury Huishoudkunde (zelfde personen). Uitslag: grootste onderscheiding 2, grote onderscheiding 11, onderscheiding 7, voldoening 2. Algemeen Vakken (zelfde). Uitslag: grootste onderscheiding 1, grote onderscheiding 7, onderscheiding 7, voldoening 2, mislukking 6. Mislukkingen zullen hier bijna altijd zijn, ’t kan niet anders.

Jury Confectie: mevrouw Daem van Antwerpen wordt er aan toegevoegd als hoofd van een Confectiehuis. Uitslag: onderscheiding 7, voldoening 1, mislukking 2.

Ingeschreven 140 lln., geëindigd met 122 leerlingen.

27 november 1937: een brief uit de Wetstraat, waarin directeur-generaal Vlaemminck, algemeen bestuurder van het Technisch Onderwijs, verwijst naar onderstaande foto: "Mijn vrouw kan ook niet gelooven dat Juffrouw Sophie ziek is."

20 juli 1938: achteraan in de tuin van juffrouw Mertens. De muur op deze foto zou nog gesloopt worden, zodat een doorgang kon worden vrijgemaakt naar het kasteeltje (links) en de tuin van de Franciscanessen (rechts).


1937-1938

Juffrouw Van De Mosselaer neemt ontslag en treedt in het huwelijk. Zij wordt opgevolgd door Juffr. Elza Vriesacker van Zwijndrecht. Einde december 1937 geef ik mijn werk in handen van Eerw. Zuster Martha, vroegere onderwijzeres in Huishoudkunde, die voortaan als bestuurster zal optreden.

Echt verklaard te Herentals, den 3e Mei 1939.

S. Mertens

Uit 'Het klokje van Sint Jozefsdal', nieuwjaar 1938, waarin verhaald wordt hoe men het afscheid van directrice Sofie Mertens binnen de school vernam.

Circa 1949: juffrouw Sofie in haar kamer, genietend van haar verdiende pensioen.

12 juni 1949: portret van een kranige 71-jarige dame.

Circa 1960: de personeelsleden van de Beroepsschool voor Meisjes poseren samen met enkele oudgedienden, waaronder juffrouw Maria Heylen, jfr. Moorkens en jfr. Vandenhoutte. Mogelijk werden beide foto's op dezelfde dag genomen, maar trokken enkele leerkrachten voor de gelegenheid uniformen in traditionele stijl aan.

Vorige
Vorige

De dag dat de nonnen meer vis vingen dan de mannen

Volgende
Volgende

Peter Bouwen (of hoe ik het Francesco Paviljoen ontdekte)